Onzekerheid ontstaat vaak al in de kindertijd. Tussen 0 en 7 jaar.
Het kan bijvoorbeeld ontstaan wanneer je ouders het heel erg druk hadden. Met zichzelf, met hun werk of met een broertje of zusje wat veel aandacht nodig had.
Alle aandacht ging dan naar iets anders toe als naar jou.
En daardoor kan je, als kind zijnde, het gevoel hebben gekregen dat je het niet waard was om die aandacht te ontvangen. Dat kan je erg onzeker maken.
Onzekerheid kan zeker ook ontstaan op school. Als je bijvoorbeeld geen aansluiting kreeg bij de kinderen van je klas. Of je werd buitengesloten of gepest. Daar kan je heel onzeker van worden.
Het kan ook ontstaan omdat je niet goed mee kon komen op school. Of dat je te horen kreeg dat je een bepaald niveau had, of dat je het toch niet ging halen, of dat je toch niet mee kon komen met de groep. En docenten kunnen dat gevoel bevestigd hebben.
Door allerlei uitspraken van je docenten, klasgenoten of ouders kan je bepaalde overtuigingen hebben opgedaan als:
Dat je het niet waard bent,
Dat je niet goed genoeg bent,
Dat je het nooit zult kunnen,
En al dit soort overtuigingen kunnen je heel erg onzeker maken.